Background Image

Saeftinghe

visserij
(0 afbeeldingen)

Visserij is er altijd in Saeftinghe geweest. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw lagen er uitgestrekte mosselbanken in de hoofdgeulen die door de dienst der domeinen werden verpacht. In diezelfde tijd was er om Saeftinghe heen ook weervisserij op ansjovis. Met platbodems werd op de geulen en de Westerschelde gevist op garnaal, platvis en allerlei soorten rondvis. Tot in de jaren 1980 waren er vissers uit Paal, Nieuw-Namen en Kieldrecht die in Saeftinghe hun fuiken hadden. Ook in het klein werd gevist op garnaal, krabben, paling en bot. Daarbij behoorde ook het kreukels (alikruiken) rapen op de strekdammen. 

kaarten
(4 afbeeldingen)

In maart 1584 werd bij het dorpje Saeftinghe de zeedijk doorgestoken om een inundatie te creeeren. Deze inundatie liep dermate uit de hand dat een groot deel van de streek die we nu oost-Zeeuws-Vlaanderen en Land van Beveren noemen verdronk. Geleidelijk aan is men het verdronken land gaan herbedijken, veelal in een vorm die totaal afweek van die van voor deze ramp. Doordat men vanaf het eind van de zestiende eeuw zich meer en meer ging toeleggen op het uitvoeren van cartografie door middel van driehoeksmeting, is deze herbedijking goed tot zeer goed vastgelegd. Tot op de dag van vandaag worden kaarten gemaakt om de situatie van een bepaald moment, vaak met een bepaald doel, vast te leggen. 

watervogeljacht
(1 afbeelding)

Als vanouds werd op de slikken en schorren van het verdronken land de jacht beoefend. Tot in de jaren 1930 stroopte men er met kanongeweren. In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt door de dienst der domeinen de watervogeljacht verpacht aan vier jachtgerechtigden. Drie ervan vormen samen een combinatie in het westen en beoefenen de jacht vanaf open veldposten. Ze maken gebruik van bootjes, de dammen en toevallig aanwezige paden van de schaapherders om op hun posten te komen. De jachtgerechtigde in het oostelijke deel is tevens eigenaar van 500 hectaren schor en eigenaar van de hertogin hedwigepolder. Aanvankelijk wordt hier gebruikt gemaakt van op het schor verankerde bootjes die als jachthut fungeerden. Later zijn er een achttal vaste jachthutten waarheen gemarkeerde paden lopen. In het terrein zijn nog diverse jachthutten (of restanten ervan) en vele tientallen bruggen (of restanten ervan) aanwezig. Het jachthuis was, tot de dijkverzwaring in 1985, het buitendijks gelegen voormalige havenhuis van de hertogin Hedwigepolder. Tot in de jaren 1950 vond door vissers ook jacht op zeehonden plaats.

schapenhouderij
(16 afbeeldingen)

Voordat de polders rondom Saeftinghe werden bedijkt, graasden er kudden schapen op de schorren. De kooien stonden veelal in de aangrenzende polders. In 1891 vestigde de familie Cleiren hun schapenbedrijf op een opwas, De Noord geheten. Zij exploiteerden de omringende schorren op een gegeven moment vanuit twee kooien die op stellen stonden. Onderling en met de zeedijk waren die verbonden met dammen en bruggen. In het westelijke deel was de familie Verbist actief vanuit de koningin Emmapolder. Ook hier werd een stelle opgeworpen met een zomerkooi doch deze is weinig gebruikt geweest. De begrazing vond doorgaans plaats vanuit binnendijks gelegen kooien. Dat was ook in het zuidoostelijke particuliere deel van Saeftinghe het geval, waar vanuit de Prosperpolder en hertogin Hedwigepolder meerdere schaapherders hun stiel uitoefenden. Van deze schapenhouderij, die uiteindelijk in 1996 is gestopt, zijn nog overal tastbare herinneringen aanwezig: in de vegetatie evenals dammen, bruggen, stellen, een schaapskooi en een smalspoor.

archeologie
(3 afbeeldingen)

In Saeftinghe is er niet alleen opslibbing en verzanding maar ook erosie. De erosie vindt vooral plaats langs de boorden van de Westerschelde. Daar komen vanonder het zand en slik oeroude turflagen tevoorschijn die geleidelijk aan als gevolg van het gebeuk der golven steeds meer moeten prijsgeven. In het westen zijn dit de resten van de in 1717 verdronken Polder van Namen. In de monding van de IJskelder is de turflaag dunner en bevinden we ons op de top van een oude dekzandrug die hier tijdens de laatste IJstijd door de wind is afgezet. Deze rug is sinds mensenheugenis bewoond geweest. De omgeving van de Noord is relatief weinig aangetast geweest bij de inundaties waardoor de ondergrond redelijk intact is gebleven. Bovendien zijn hier ook daarna menselijke invloeden geweest. Als gevolg van de schurende werking van het Westerscheldewater worden hier regelmatig archeologische vondsten gedaan. Dat is ook in het uiterste oosten het geval. 

landschap
(1 afbeelding)

Saeftinghe kent wijdse vergezichten met uitgestrekte schorren en omvangrijke geulenstelsels. Het getij is er voor Nederlandse begrippen fenomenaal - 3,5 tot 6,5 meter verschil tussen eb en vloed - waardoor hoge, steile erosiekliffen zijn ontstaan. In de drie grote hoofdstroomgeulen - Speelmansgat, IJskelder en Hondengat - zien we ongerepte systemen van vloed- en ebscharen, kenmerkend voor een estuarium als de Westerschelde, maar dan op een kleinere schaal. De schorren worden doorsneden door talloze geulen, die zich verder vertakken tot in smalle prielen. De geulen worden begrensd door zandige oeverwallen - een soort van natuurlijke dijken - en binnen deze oeverwallen liggen lager gelegen kleiige kommen. Zowel in de grote als de kleine geulen zijn overgangen aanwezig van begroeid tot onbegroeid in alle mogelijke variaties. Doordat het gebied steeds verder verzand en hoger opslibd, is na het stoppen van de schapenbegrazing het riet in opmars; met name in het oosten liggen thans uitgestrekte rietvelden. Ongeveer een derde van het gebied, grofweg tussen Emmadorp en het gasdamplateau, wordt sedert de jaren 1990 met rundvee beweid. Dat heeft hier een heel ander type schor doen ontstaan.